De werkhandelingen die uitgevoerd kunnen worden zijn afhankelijk van het product dat is verbonden met Tech Tool en het machtigingsniveau van de gebruiker. Merk op dat de schermafbeeldingen in de helptekst kunnen verschillen van die in Tech Tool, afhankelijk van het product dat wordt getest en het machtigingsniveau van de gebruiker.
De eerste keer dat u een werkhandeling selecteert die communicatie vereist met regeleenheden na handmatig op elkaar afstemmen, leest het programma de informatie van de regeleenheden uit. Dit kan enkele minuten duren. Het programma controleert of de regeleenheden waarin het chassis-ID en serienummer zijn opgeslagen, allemaal hetzelfde chassis-ID en serienummer bevatten.
Als de regeleenheden die het chassis-ID/serienummer opslaan verschillende chassis-ID's/serienummers bevatten, kunnen geen programmeringswerkhandelingen worden uitgevoerd, behalve MID XXX Regeleenheid, programmering (XXX=MID-nummer).
NB! Test- en kalibreringswerkhandelingen mogen niet worden uitgevoerd op regeleenheden die verschillende chassis-ID's/productienummers hebben, want het risico bestaat dat het resultaat van de werkhandeling onjuist zou kunnen zijn of dat de werking negatief wordt beïnvloed.
In Testen en Kalibreren kunt u werkhandelingen selecteren om een product te testen en te kalibreren.
NB! De functies kunnen worden gesorteerd als functies of als functiegroepen.
Deze paragraaf beschrijft de functies die beschikbaar zijn wanneer een werkhandeling is geopend.
Deze stappen volgen de normale werkvolgorde tijdens het testen en kalibreren.
Navigeer door de stappen in de werkhandeling door te klikken op Volgende >. Als u wilt terugkeren naar de vorige stap, klikt u op < Vorige. De beschrijving van de pictogrammen die wordt getoond tijdens de stappen, vindt u in paragraaf Diagnose uitvoeren (stap 3 van 3).
NB! Aangezien alle werkhandelingen anders zijn, kunnen de stappen verschillen van werkhandeling tot werkhandeling.
Deze stap bevat het doel en de beschrijving van de werkhandeling.
In sommige werkhandelingen moet u een specifieke component, bijvoorbeeld een regeleenheid of de linker- of rechteras, of een variant van de werkhandeling selecteren.
Deze stap beschrijft de voorwaarden waaraan voldaan moet worden voordat u de werkhandeling kunt uitvoeren. De voorwaarden kunnen automatisch van het product worden uitgelezen, of anders moet u handmatig aan de voorwaarden voldoen en ze bevestigen.
Deze stap voert de werkhandeling uit. Sommige werkhandelingen starten automatisch. Andere werkhandelingen moet u handmatig uitvoeren en controleren.
Deze stap presenteert het resultaat van de werkhandeling nadat deze is uitgevoerd. Na de presentatie moet u selecteren of de werkhandeling met succes werd uitgevoerd of niet.
Knop |
Beschrijving |
![]() |
Start — klik op de knop om de werkhandeling te starten. |
![]() |
Stop — klik op de knop om de werkhandeling te stoppen. |
![]() |
Pauze — klik op de knop om de werkhandeling te pauzeren. |
Pictogram |
Beschrijving |
![]() |
De component is niet geactiveerd. |
![]() |
De component is geactiveerd. |
![]() |
De tijd voor de werkhandeling is verstreken. |
![]() |
Vereist een handmatige actie. |
Deze paragraaf beschrijft de functies die beschikbaar zijn op het scherm wanneer een werkhandeling is geopend. De afbeelding toont een typische test/kalibratie-werkhandeling. Tijdens het programmeren wordt een programmeringslijst of parameterpresentatie weergegeven in veld 5.
Werkbalk |
De volgende functieknoppen zijn beschikbaar op de werkbalk. |
|
Informatietekst - klik op de knop om het tekst- en afbeeldingveld te tonen / te verbergen. |
|
Sluiten — klik op de knop om een werkhandeling te stoppen en terug te keren naar de vorige weergave. U kunt ook de Esc-toets gebruiken. |
|
Openen — klik op de knop om een werkhandeling te openen. |
|
Starten — klik op de knop om de huidige werkhandeling te openen, of gebruik Ctrl+Spatiebalk. |
|
Stoppen — klik op de knop om de huidige werkhandeling te stoppen, of gebruik Ctrl+Spatiebalk, of Esc. |
|
Standaardinformatie — klik op de knop om dezelfde informatie in het tekst- en afbeeldingveld te tonen als toen de werkhandeling werd gestart. |
|
Voorwaarden — klik op de knop om de voorwaarden te tonen voor de implementatie van de werkhandeling en de status van de voorwaarden. |
|
Starten opnieuw afspelen — klik op de knop om het opnieuw afspelen van de geselecteerde werkhandeling te starten. |
|
Pauzeren opnieuw afspelen — klik op de knop om het opnieuw afspelen van de werkhandeling te pauzeren. Start het afspelen opnieuw door op Starten opnieuw afspelen te klikken. |
|
Stoppen opnieuw afspelen — klik op de knop om het opnieuw afspelen van de werkhandeling te stoppen. |
|
Snel terugspoelen — klik op de knop om een werkhandeling snel handmatig terug te spoelen. |
|
Vorige sessie — klik op de knop om handmatig naar de vorige sessie te gaan. |
|
Volgende sessie — klik op de knop om handmatig naar de volgende sessie te gaan. |
|
Snel vooruitspoelen — klik op de knop om een werkhandeling snel handmatig vooruit te spoelen. |
|
Sessienummer — vermeldt welke sessie wordt afgespeeld. |
|
Sessietijd — vermeldt hoever men in een sessie is. |
De bedradingschema's die weergegeven worden door op een koppeling in een tekstveld te klikken, dienen te worden gebruikt als een functionele beschrijving. Het schema toont de voorwaarden die gelden wanneer de functie actief is.
NB! De bedradingschema's mogen niet worden gebruikt als basis voor circuitmetingen.
Er zijn vier kleuren – rood, blauw, groen en zwart – die worden gebruikt in de bedradingschema's
Klik op deze knop om de status van de voorwaarde te controleren. Het controleren van de voorwaarden kan worden op ieder moment worden uitgevoerd, behalve terwijl de daadwerkelijke werkhandeling wordt uitgevoerd. Als de knop grijs is, zijn er geen voorwaarden voor de werkhandeling.
Nadat een werkhandeling is gestart, worden de voorwaarden voor het implementeren van de werkhandeling gecontroleerd. In bepaalde gevallen worden de voorwaarden zelfs gecontroleerd nadat een werkhandeling is afgesloten.
Een scherm met daarin de voorwaarden en hun status wordt weergegeven. De volgende statusmarkeringen worden gebruikt.
In sommige omstandigheden wordt de sensorwaarde waarop de statusmarkering is gebaseerd getoond.
Klik op Annuleren om de controle te stoppen.
Deze paragraaf geeft een algemene beschrijving van de beschikbare presentatie-elementen.
De meeste presentatie-elementen bevatten de volgende componenten.
In dit presentatie-object selecteert men welke subwerkhandelingen geactiveerd moeten worden in het uitrolmenu, in plaats van alle opgenomen subhandelingen op volgorde naast elkaar gepresenteerd te hebben.
Dit presentatie-element wordt gebruikt om digitale signalen uit te lezen. De digitale signalen zijn gekoppeld aan diverse getallen. Dit is bijvoorbeeld voor het uitlezen van de statussignalen in de regeleenheid van het voertuig.
Hieronder volgt een lijst van de diverse statussymbolen met hun betekenis. Andere symbolen worden gebruikt in bepaalde werkhandelingen. Deze symbolen worden beschreven in de werkhandelingen.
De kleuren van de lampen worden hieronder vermeld. De lampen hebben verschillende kleuren, afhankelijk van hoe ze zijn gedefinieerd.
Groene lamp
Rode lamp
Gele lamp
Oranje lamp
Grijze lamp. Signaal niet actief
Foutmelding. Er is een storing ontstaan.
Het signaal is niet beschikbaar in dit product.
Dit presentatie-object wordt gebruikt om waarden te kalibreren. Druk op + om de waarde te verhogen en druk op - om de waarde te verlagen. Nadat de kalibratie klaar is, drukt u op Bevestigen.
Dit presentatie-element wordt gebruikt om injectoren te deactiveren/activeren. Klik op het selectievakje om injectoren te (de)activeren. Een aangevinkt selectievakje geeft aan dat de injector is gedeactiveerd. U kunt ook de toetsen 1 tot en met 6 gebruiken om de injectoren te deactiveren. Met toets 0 deactiveert u alle injectoren.
Dit presentatie-element wordt gebruikt om grafisch weer te geven hoe analoge signalen variëren in de tijd. De schalen van de diverse parameters worden weergegeven langs respectievelijk de linker en de rechter verticale as. Verticale lijnen geven aan dat de aanwezigheid van een externe wijziging kan optreden in dit presentatie-element.
Als drie of vier signalen worden weergegeven, kunnen de krommen worden in- en uitgeschakeld door in de selectievakjes onder de grafiek te klikken.
Dit presentatie-element wordt gebruikt om de geschiedenis van de sensorwaarden uit te lezen. Het bestaat uit twee tabs. De eerste tab (1) bevat een tabel met een aantal parameterwaarden.
De bevroren waarden die werden gezet bij het proefdraaien in de fabriek worden gegeven in kolom (2).
De bevroren waarden die werden gezet na 100 motoruren worden gegeven in kolom (3).
De bevroren waarden die handmatig kunnen worden gezet, worden gegeven in kolom (4).
De eerste van de 15 parameterwaarden die voortdurend worden geüpdate, worden gegeven in kolom (5).
De parameters worden weergegeven in een grafiek onder tabblad (6). Klik op de knop (7) om te selecteren welke parameters moeten worden weergegeven. Er kunnen maximaal vijf parameters gelijktijdig worden weergegeven. De naam van de geselecteerde parameters wordt getoond bij (8). Verschillende eenheden worden weergegeven op de verticale as op van de grafiek, afhankelijk van welke parameter is geselecteerd.
Er zijn ook balkgrafieken voor verschillende doeleinden (bijvoorbeeld voor cilindercompressietests en voor cilinderbalancering). Er kunnen ook horizontale lijnen in het diagram staan. Deze geven de minimum- en maximumniveaus aan die tijdens de tests werden gehaald.
Naast de balkgrafiek wordt een tabel getoond waarin de testwaarden numeriek worden weergegeven.