De gebruiker is verantwoordelijk voor het controleren dat het programmeren correct wordt uitgevoerd volgens de vereisten van de producteigenaar of andere geautoriseerd persoon. Deze monteur is ook verantwoordelijk voor het bevestigen van het juiste label aan de motorregeleenheid.
NB! Het volgende geldt alleen in die markten waar wettelijk geregelde snelheidsbegrenzingseisen bestaan. De programmeur is ervoor verantwoordelijk te zorgen dat alle programmeringen correct worden uitgevoerd en dat de snelheidsbegrenzing voldoet aan de van toepassing zijnde wettelijke eisen. Een certificering van de desbetreffende overheden is vereist voor het programmeren van de wegsnelheidsbegrenzing (RSL).
NB! Elektrisch systeem VERSIE 2 vereist geen directe verbinding met individuele regeleenheden. Voor alle regeleenheden wordt een verbinding met de communicatieconnector gebruikt.
In Programmeren kunt u werkhandelingen selecteren om een product te programmeren. De werkhandelingen zijn gesorteerd op functiegroep zodat ze gemakkelijker te vinden zijn.
De Tech Tool-gebruiker is verantwoordelijk voor het controleren dat het programmeren correct wordt uitgevoerd volgens de vereisten van de producteigenaar of andere geautoriseerd persoon. Deze monteur is ook verantwoordelijk voor het bevestigen van het juiste label aan de motorregeleenheid.
NB! Het volgende geldt alleen in die markten waar wettelijk geregelde snelheidsbegrenzingseisen bestaan.
De programmeur is ervoor verantwoordelijk te zorgen dat alle programmeringen correct worden uitgevoerd en dat de snelheidsbegrenzing voldoet aan de van toepassing zijnde wettelijke eisen.
Een certificering van de desbetreffende overheden is vereist voor het programmeren van de wegsnelheidsbegrenzing (RSL).
NB! Elektrisch systeem VERSIE 2 vereist geen directe verbinding met individuele regeleenheden. Voor alle regeleenheden wordt een verbinding met de communicatieconnector gebruikt.
Parameterprogrammering maakt het mogelijk om productfuncties zoals snelheidsbegrenzing, cruisecontrol-definities, intervaltijden voor de ruitenwisser en andere bestaande functies te configureren, afhankelijk van het aangesloten product.
Zodra de werkhandeling wordt gestart, begint Tech Tool met het uitlezen van alle parameters van het aangesloten product.
Als resultaat worden alleen de parameters getoond waar uw gebruikerscategorie rechten voor heeft.
Klik op het pictogram in de kolom Details om gedetailleerde informatie over de parameter te bekijken:
De volgende informatie wordt getoond:
NB! Als de huidige parameterwaarde een inconsistente status heeft, verschijnt er "Inconsistent" als huidige waarde.
Zoek parameters door een bepaald teken in te typen van de parameter die u zoekt.
NB! Als u een filter hebt ingesteld, wordt de zoekopdracht alleen uitgevoerd op de gefilterde parameters.
NB! Er wordt gezocht naar de opgegeven string op een willekeurige plaats in de parameter-ID of -naam. Als u bijvoorbeeld "ALV" zoekt, vormt "P1ALV" een treffer, maar bijvoorbeeld ook een willekeurige parameter die "alv" in de naam heeft staan, zoals "valve"
Filter de parameters op regeleenheid, functiegroep, parametertype of parameterstatus door de beschikbare keuzelijsten met invoervakken te selecteren.
Er verschijnt een overzicht van de beschikbare regeleenheden van het aangesloten product.
Door een regeleenheid te selecteren, verschijnen alleen de parameters van de geselecteerde regeleenheid.
NB! Een bepaalde parameter kan in meerdere regeleenheden aanwezig zijn.
Er verschijnt een overzicht van de beschikbare functiegroepen van het aangesloten product.
NB! Als een functiegroep ontbreekt, kan het zijn dat er geen parameters voor die groep in het product aanwezig zijn.
Door een functiegroep te selecteren, verschijnen alleen de parameters van de geselecteerde functiegroep.
Er verschijnt een overzicht van alle parametertypen die de gebruiker mag zien. De beschikbare parametertypen zijn:
Als u een parametertype selecteert, verschijnt alleen het betreffende parametertype in het overzicht.
De volgende statussen zijn aanwezig:
Wijzig een parameterwaarde door in de rij van het overzicht op het veld met de waarde te klikken.
De volgende waardetypen zijn beschikbaar:
Een complexe parameter bestaat uit meer dan één waarde, waardoor hij verschillende waarden van elk willekeurig type kan hebben.
Klik op ‘Meer >>’ in de kolom Waarde van de parameter die u wilt wijzigen om een complexe parameter te wijzigen. Er wordt dan een nieuw venster geopend waarin u de verschillende waarden kunt wijzigen. Klik op OK om de gewijzigde waarden toe te passen, of op Annuleren om de wijzigingen te negeren.
Als wijzigingen zijn aangebracht aan een of meerdere in rekening te brengen parameters, zal Tech Tool het commercieel artikelnummer samen met de verkoopvoorwaarden weergeven en de gebruiker toestemming vragen om door te gaan.
NB! De wachtwoordbeveiliging kan alleen voor bepaalde markten worden ingeschakeld.
Als het product door een wachtwoord is beveiligd, zal Tech Tool om het juiste wachtwoord vragen teneinde de parameterwijzigingen voor het product toe te passen.
Voordat de waarden voor het product worden geprogrammeerd, zal Tech Tool alle gewijzigde parameters met de oude en nieuwe waarden tonen, zodat de gebruiker deze kan verifiëren.
Klik op ‘Programmeren’ om de gewijzigde parameters in het aangesloten product door te voeren.
Als er ongeldige parameterwaarden zijn, verschijnen deze in Tech Tool en wordt de knop Ongeldige parameters geactiveerd.
Met deze knop opent u het venster Ongeldige parameters:
Er zijn twee soorten ongeldige parameters:
Bij het programmeren van parameters kunnen problemen met ongeldige parameters verschillende oorzaken hebben, zoals:
De problemen kunnen niet rechtstreeks door de gebruiker worden veroorzaakt als de parameters worden bijgewerkt in de werkhandeling Parameterprogrammering.
Om de ongeldige parameters te herstellen, hoeft u slechts een geldige waarde in te voeren bij de parameters die inconsistent zijn of buiten het bereik liggen. De wijzigingen treden in werking nadat de waarden zijn geprogrammeerd.
In bepaalde gevallen is het niet toegestaan om bepaalde of alle parameters te updaten:
Alle regeleenheden moeten dezelfde chassis-ID hebben. In situaties waarbij de chassis-ID van één regeleenheid niet overeenkomt met dat van de andere, is er sprake van een afwijkende chassis-ID. Bij een afwijkende chassis-ID mag geen enkele parameter worden gewijzigd.
Controleer de informatie over de afwijkende chassis-ID in het onderdeel Productstatus van de startpagina van Tech Tool.
De software wijkt af wanneer het onderdeelnummer van de software dat van het product is uitgelezen niet overeenkomt met het nummer dat in de centrale systemen is opgeslagen.
Controleer de status van de regeleenheid door naar ‘Informatie regeleenheid’ te gaan in het onderdeel Productstatus van de startpagina van Tech Tool.
Start de werkhandeling Regeleenheid programmeren om de regeleenheid van de nieuwste software te voorzien.
De hardware van de regeleenheid wijkt af wanneer het onderdeelnummer van de hardware dat op het product is uitgelezen niet overeenkomt met het nummer dat in de centrale systemen is opgeslagen. Ook kan het zijn dat het product een nieuwe regeleenheid heeft die nog niet in de centrale systemen is geregistreerd.
Controleer de status van de regeleenheid door naar ‘Informatie regeleenheid’ te gaan in het onderdeel Productstatus van de startpagina van Tech Tool.
Deze restrictie is van toepassing op regeleenheden die ontbreken in het product of in de regeleenheden met geblokkeerde software.
Een regeleenheid wordt als ontbrekend aangemerkt als het wel in de gegevens van het centrale systeem wordt aangetroffen, maar niet in het product. Dit kan het geval zijn wanneer de regeleenheid losgekoppeld is of problemen ondervindt en vervangen moet worden.
NB! De parameters van een ontbrekende regeleenheid worden niet in het overzicht opgenomen, aangezien het uitlezen niet kon worden voltooid.
De regeleenheid wordt aangemerkt als ‘Geblokkeerd voor update’ wanneer u of iemand anders software voor het aangesloten product heeft gedownload met dezelfde of een andere Tech Tool-client.
Als een regeleenheid ontbreekt of voor een update is geblokkeerd, kunnen de parameters voor die regeleenheid niet worden gewijzigd.
Controleer de status van de regeleenheid door naar ‘Informatie regeleenheid’ te gaan in het onderdeel Productstatus van de startpagina van Tech Tool.
Een parametersjabloon is een lijst met opgeslagen parameterwaarden die eenvoudig kan worden hergebruikt.
Elke gebruiker kan een sjabloon met parameters aanmaken die handmatig kan worden gewijzigd.
Tech Tool toont alle sjablonen die beschikbaar zijn voor het geselecteerde product, samen met informatie over de eigenaar van de sjabloon en de datum van de laatste wijziging.
NB! Sjablonen zijn gebonden aan het productmerk. Een sjabloon voor een Volvo truck is dus niet beschikbaar bij een Mack truck.
NB! De functionaliteit van de parametersjabloon ondersteunt geen verschillende meeteenheden. Een sjabloon die iemand op basis van het metrisch stelsel heeft aangemaakt zal dus niet zichtbaar zijn voor een gebruiker die Engelse of Amerikaanse eenheden hanteert.
Klik op de knop Nieuw om een nieuwe sjabloon aan te maken. Geef de sjabloon een naam en start met het toevoegen van parameters.
U kunt ervoor kiezen om alle parameters tegelijkertijd toe te voegen of te verwijderen, of één voor één.
Knop |
Beschrijving |
![]() |
Geselecteerde parameter toevoegen |
![]() |
Geselecteerde parameter verwijderen |
![]() |
Alle parameters toevoegen |
![]() |
Alle parameters verwijderen |
Een parameterwaarde kan pas worden gewijzigd wanneer de parameter aan de sjabloon is toegevoegd.
Klik op de knop ‘Bewerken’ om een sjabloon te bewerken. De gebruikersinterface gaat dan naar de bewerkingsmodus waarin u de sjabloon kunt hernoemen, parameters kunt toevoegen of verwijderen en willekeurige parameterwaarden in de sjabloon kunt wijzigen.
NB! Alleen de gebruiker die de sjabloon heeft aangemaakt, kan deze bewerken. Het is niet toegestaan om een sjabloon te bewerken die door een andere gebruiker is aangemaakt.
Klik op de knop ‘Exporteren’ om een sjabloon te exporteren en kies een locatie om het bestand op te slaan.
Klik op de knop "Importeren" om een sjabloon te importeren en selecteer de sjabloon die u wilt importeren.
Een sjabloon kan niet worden geïmporteerd als:
Klik op "Verwijderen" en bevestig de keuze om een sjabloon te verwijderen.
NB! Deze actie is onomkeerbaar. Verzeker u er daarom van dat u de sjabloon niet meer nodig hebt.
Als u de sjabloon toepast, worden de parameterwaarden van de sjabloon toegepast op het aangesloten product. De toegepaste parameters zijn in het parameteroverzicht aangemerkt als "Gewijzigd".
Aangezien de sjablonen op een bepaald product zijn gebaseerd, worden sommige validaties uitgevoerd wanneer u een sjabloon voor andere producten toepast. De volgende validaties worden uitgevoerd:
De functie Parameterwaarden opslaan wordt gebruikt om de huidige parameterwaarden op te slaan in Productgeschiedenis. Deze informatie wordt bijgehouden in de Tech Tool client.
Als er een filter is ingesteld, worden alleen de gefilterde parameters in Productgeschiedenis opgeslagen. In dat geval slaat u alleen de parameters op die u daadwerkelijk ziet in het parameteroverzicht.
NB! Alle gewijzigde parameterwaarden die nog niet zijn geprogrammeerd, worden genegeerd. Alleen de effectieve productwaarden worden opgeslagen in Productgeschiedenis.
NB! Als de huidige parameterwaarde een inconsistente status heeft, wordt "Inconsistent" weergegeven.
NB! Als de huidige parameterwaarde van het complexe type is, wordt "Complex" weergegeven.
Ga naar het Tech Tool-menu en kies ‘Afdrukken’ om de parameterwaarden af te drukken.
De afdrukfunctie zal alleen de gefilterde parameters afdrukken die u in het parameteroverzicht aantreft.
NB! Alle gewijzigde parameterwaarden die nog niet zijn geprogrammeerd, worden genegeerd. Alleen de werkelijke productwaarden worden afgedrukt.
NB! Als de huidige parameterwaarde een inconsistente status heeft, wordt "Inconsistent" weergegeven.
NB! Als de huidige parameterwaarde van het complexe type is, wordt "Complex" weergegeven.
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Regeleenheid programmeren hebt geselecteerd.
Als de software in rekening gebracht wordt, lees dan eerst de informatie en klik dan in het selectievakje Akkoord.
Gebruik deze werkhandeling om regeleenheden of sub-hardware te vervangen. Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Hardware vervangen hebt geselecteerd.
NB! U kunt slechts 3 communicatie-eenheden tegelijkertijd vervangen.
Als u een beschadigde regeleenheid moet vervangen of een nieuwe regeleenheid moet updaten, wordt de software voor de nieuwe regeleenheid automatisch in de achtergrond uitgevoerd wanneer u bent verbonden met de centrale systemen.
Volg deze stappen als u offline werkt:
In gevallen waarbij voor een update grote bestanden moeten worden gedownload, kan een usb-stick nodig zijn om de update te voltooien.
De usb-stick wordt gebruikt om de gedownloade bestanden tussen de Tech Tool-client en het voertuig uit te wisselen.
Als een usb-stick moet worden gebruikt, moet hij aan de volgende specificaties voldoen:
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Campagne hebt geselecteerd.
Volg deze stappen als u offline werkt:
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Accessoireset hebt geselecteerd
Volg deze stappen als u al weet wat het nummer is van het softwarepakket dat u wilt downloaden en programmeren.
Doorloop de volgende stappen als u offline werkt:
Volg deze stappen als u al weet wat het nummer is van de hardwareset.
NB! U kunt pas doorgaan met de volgende stap nadat u door het aanvinken van de selectievakjes hebt bevestigd dat de onderdeelnummers correct zijn.
Doorloop de volgende stappen als u offline werkt:
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Taal wijzigen hebt geselecteerd.
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Programmeren met opgeslagen software hebt geselecteerd.
Controleer of de printer werkt. Plaats een labelvel in de printer. Na het afdrukken van het label, knipt u het uit en plakt u het op de regeleenheid. Plak vervolgens het doorzichtige beschermvel over het label zodat dit helemaal wordt bedekt. Het is belangrijk dat het beschermvel het label aan alle zijden enkele millimeters overlapt.
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Maak motoretiket aan hebt geselecteerd.
U kunt ook selecteren om uw motoretiketten af te drukken vanuit het menu Tech Tool. Zie Tech Tool-menu voor meer informatie.
De werkhandeling Component hanteren wordt gebruikt wanneer een component in het voertuig wordt vervangen. De werkhandeling leest de informatie uit het voertuig en vervangt de component in het centrale systeem en vervangt het betreffende serienummer met dat van de nieuwe component.
NB! Wij adviseren u de parameters te programmeren terwijl u bent verbonden met de centrale systemen om de meest recente informatie te krijgen. U kunt de parameters offline programmeren, maar in dat geval is er geen garantie dat de informatie nauwkeurig is. Na het online programmeren wordt de opdracht naar de centrale systemen verzonden zodra u weer bent verbonden met de centrale systemen.
NB! Het aantal functies waaruit u kunt kiezen binnen de werkhandeling Geleid programmeren van parameters is afhankelijk van het verbonden product.
Volg deze stappen nadat u de werkhandeling Geleid programmeren van parameters hebt geselecteerd.
NB! Afhankelijk van de functie beschikt u over maximaal vier verschillende knoppen, waarmee u verschillende soorten informatie over de parameters kunt openen.
Knop |
Beschrijving |
Functie |
Algemene informatie over de functie. |
Voorwaarde |
Voorwaarden voor inschakelen/uitschakelen van de functie. |
Schematisch |
Algehele bedradingsschema's. Het navigeren door het schema werkt op dezelfde manier als in Diagnose uitvoeren (stap 3 van 3) |
Informatie over de parameter |
Informatie over de naam, het aantal en de functie van de parameter. |
NB! Functie ingeschakeld kan Ja of Nee zijn. Selecteer Ja om de parameterwaarden te kunnen wijzigen.
NB! De stappen en weergegeven instructies zijn afhankelijk van de geselecteerde functie.
U kunt uw parameterwaarden opslaan als een sjabloon en ze uploaden naar meerdere vrachtwagens.
Stand | Aanduiding | Beschrijving |
---|---|---|
1 |
Werkbalk |
De volgende functieknoppen zijn beschikbaar. |
|
Groepsweergave - Presenteert de parameters in logische groepen. Van toepassing op Volvo Trucks, Volvo Buses en UD Trucks. |
|
|
MID-weergave - Presenteert de parameters per regeleenheid. |
|
|
Klantparameters - Toont alleen klantparameters. |
|
|
Voertuigparameters - Toont alleen voertuigparameters. |
|
|
Alle parameters - Toont alle parameters |
|
|
Gekoppelde parameters - Alleen parameters die zijn gekoppeld aan een geselecteerd product worden getoond. |
|
|
Alle parameters naar jobkaart - Slaat alle parameters op de jobkaart op |
|
|
Min - Toont de minimumwaarde van de parameters en eventueel beperkende parameters |
|
|
Max - Toont de maximumwaarde van de parameters en eventueel beperkende parameters |
|
|
Ga naar sjabloonmodus - Klik op de knop om naar de sjabloonmodus te gaan. |
|
2 |
Logische groep / Regeleenheidscherm |
Dit veld bevat een functieboom die wordt gebruikt voor het selecteren van een logische groep of regeleenheid, afhankelijk van de actieve weergave. |
3 |
Scheidslijn |
Trek de lijn om de relatieve afmetingen van het scherm Logische groep/Regeleenheid en de parameterlijst te wijzigen. |
4 |
Knop Doorgaan |
Klik op deze knop om door te gaan met programmeren. |
5 |
Parameterbeschrijving |
Een meer gedetailleerde beschrijving van een parameter is beschikbaar in het introductie-tekstveld, indien de parameter is gemarkeerd in de parameterlijst. Om de basisinformatie in het introductie-tekstveld op te halen, moet u in het menu Werkhandeling het item Standaardinformatie selecteren. |
6 |
Parameterlijst |
Deze lijst geeft de parameters die beschikbaar zijn voor de logische groep of regeleenheid. |
7 |
Statusbalk |
De status van de communicatie tussen Tech Tool en het voertuig, en tussen Tech Tool en het centrale systeem wordt weergegeven. Nadat de communicatie tot stand is gekomen, wordt het pictogram Verbinding weergegeven. Als het programma in de simulatiemodus staat, wordt hier de tekst Simulatie (in een geel veld) weergegeven. |
NB! Geldt niet voor VCE.
Klik op deze knop om de parameters per groep in logische functiegroepen te presenteren.
Deze manier van presenteren toont een logische groepsindeling. Hieronder staan voorbeelden van groepen.
Logische groep |
---|
Cruise control |
Motor |
Instrument |
Krachtaansluiting |
Veiligheid |
Toerental |
Transmissie |
Voertuig |
Deze lijst geeft de parameters die beschikbaar zijn voor de logische groep. Een parameter in een logische groep kan gelijktijdig in verschillende regeleenheden voorkomen.
Klik op deze knop om de parameters per regeleenheid te presenteren.
Deze methode van presenteren toont een lijst met regeleenheden van het voertuig of de machine in het scherm Logische groep/Regeleenheid. Hieronder staan voorbeelden van regeleenheden.
Regeleenheid |
---|
Motorregeleenheid |
Instrument |
Wagenregeleenheid |
Luchtvering, voertuig (Geldt niet voor Noord-Amerikaanse modellen) |
Deze lijst geeft de parameters die beschikbaar zijn voor de relevante regeleenheid.
Als u alle parameters wilt tonen, selecteer dan alle in het uitrolmenu bij MID.
Het rechterveld toont een parameterlijst als de groeps- of regeleenheidpresentatie van parameters wordt geselecteerd.
Het veld is verdeeld in een aantal kolommen.
Kolomtitel | Beschrijving |
---|---|
ID |
De ID van de parameter. De ID is dezelfde, ongeacht de taal. |
Naam |
Een beschrijving van de parameter. |
Min. |
Dit vermeldt de minimumwaarde van de parameter. |
Waarde |
De huidige parameterwaarde. |
Max. |
Dit vermeldt de maximumwaarde van de parameter. |
Eenheid |
Het type eenheid dat wordt gebruikt voor de parameter. |
De parameterlijst kan twee typen parameters bevatten: klantparameters en voertuigparameters. Eén of beide typen parameters kunnen worden weergegeven.
Om onderscheid te maken tussen klantparameters en voertuigparameters, wordt een pictogram weergegeven aan de linkerkant van de voertuigparameter-ID's. Zie de afbeelding. Het pictogram geeft aan dat u verbonden moet zijn met het centrale systeem om die parameter te kunnen programmeren.
Voertuigparameters worden alleen getoond als de gebruiker bevoegd is deze te modificeren.
De parameters in de parameterlijst zijn numeriek of multiple choice. De parameters kunnen worden gesorteerd door te klikken op de kolomtitels.
Het invoeren van een nieuwe waarde overschrijft de oude.
De gebruiker kan maar één van een aantal vooraf gedefinieerde waarden selecteren (Ja of Nee, bijvoorbeeld).
Een multiple choice parameter ziet er zo uit als hij wordt geselecteerd.
Om de parameterlijst gemakkelijker te kunnen lezen en doorzoeken, is het mogelijk om de klantparameters en/of de voertuigparameters weer te geven. De klantparameters en de voertuigparameters kunnen tegelijkertijd worden weergegeven.
Het selecteren van het type parameter om te tonen in de parameterlijst wordt hieronder beschreven.
Klik op deze functieknop om alleen de klantparameters in de parameterlijst te tonen.
Klik op deze functieknop om alleen de voertuigparameters in de parameterlijst te tonen.
Klik op deze functieknop om zowel de klant- als de voertuigparameters in de parameterlijst te tonen.
Wanneer deze knop omlaag is gedrukt, worden alle uitgelezen parameters opgeslagen op de jobkaart. Wanneer de knop omhoog staat, worden alleen de parameters die zijn gewijzigd opgeslagen op de jobkaart.
Klik op deze functieknop om alleen parameters weer te geven die zijn gekoppeld aan een geselecteerde product-ID. De product-ID is de combinatie van bedrijf en elektrisch systeem. Deze functie is van toepassing op Volvo Trucks, Volvo Buses en UD Trucks.
De min/max-waarde van een numerieke parameter kan afhankelijk zijn van de waarde van een andere parameter. De functie Min/Max-begrenzing toont de grenswaarden en de waarden van de afhankelijke parameter. De knoppen bevinden zich in het veld Gereedschap.
Om in de dialoogvakken te komen, onderstaande instructies volgen:
Dialoogvak voor de Min-waarde van een geselecteerde parameter. Het dialoogvak voor de Max-waarde is soortgelijk aan het dialoogvak voor de Min-waarde.
Voorbeeld
Om uit te leggen hoe de functie Min/Max-begrenzing werkt, is hier een voorbeeld gebaseerd op de afbeelding.
Om parameter HW te wijzigen in 500 omw/min, moet eerst de waarde van parameter DC worden gewijzigd in 500 omw/min.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de parameter gaat u als volgt te werk:
Het programmeren van parameters wordt uitgevoerd in twee etappes:
Als een parameterwaarde werd gewijzigd, wordt de programmeerdialoog gestart door te klikken op Doorgaan. Het volgende wordt getoond in het dialoogvak.
De volgende acties kunnen plaatsvinden in het dialoogvak.
Het volgende wordt uitgevoerd als Programmeren werd geselecteerd uit het dialoogvak Programmeren.
Een dialoogvak wordt getoond waarin een wachtwoord moet worden ingevoerd.
NB! Na de programmering van de parameters is het mogelijk dat de parameter niet exact dezelfde waarde heeft, als een andere eenheid wordt geselecteerd voor weergave.
Start het afdrukken door op deze knop te drukken. U kunt ook in het menu Tech Tool de optie Afdrukken selecteren.
Wat wordt afgedrukt, is afhankelijk van welke programmaweergave actief is.
Bij het afdrukken van parameters selecteren of de geselecteerde groep / regeleenheid wordt afgedrukt of alle groepen / regeleenheden.
Deze paragraaf beschrijft het aanmaken, bewerken en toepassen van sjablonen voor het programmeren van parameters. Het voordeel van het gebruiken van sjablonen wordt zichtbaar wanneer meerdere voertuigen moeten worden geprogrammeerd met dezelfde set parameters en waarden. Hiermee verloopt de programmeringsprocedure ook sneller.
Ga naar werkhandeling 17030-3 Parameter, programmeren onder functiegroep 1 Service en onderhoud. Start de werkhandeling. De sjabloonmodus kan worden opgeroepen door op het symbool rechtsboven (1) te klikken.
Het hoofdmenu voor parameter-programmeren met sjablonen wordt getoond.
Onderstaande tabel beschrijft het hoofdmenu zoals te zien is in de sjabloonmodus bij het programmeren van parameters (zie de afbeelding voor de locatie).
Stand | Aanduiding | Beschrijving | |
---|---|---|---|
2 |
Werkbalk |
De volgende functieknoppen zijn beschikbaar: |
|
|
Nieuwe sjabloon: Nieuw: sjablonen worden gecreëerd en krijgen een naam. |
||
|
Sjabloon bewerken: U moet in de bewerkingmodus zijn om parameters aan sjablonen toe te voegen of eruit te verwijderen. |
||
|
Sjabloon sluiten: Sluit sjablonen die geopend zijn. |
||
|
Sjabloon verwijderen: Verwijdert de geselecteerde sjabloon. |
||
|
Sjabloon opslaan: Slaat de wijzigingen op die aan de sjabloon werden aangebracht. |
||
|
Sjabloon kopiëren: Kopieert de sjabloon. |
||
|
Sjabloon importeren: Importeert een sjabloon. |
||
|
Sjabloon exporteren: Exporteert sjablonen. |
||
|
Parameter toevoegen aan sjabloon: Met deze knop voegt u parameters uit de parameterlijst toe aan de sjabloon. |
||
|
Parameter verwijderen uit sjabloon: Met deze knop verwijdert u parameters uit de sjabloon en zet u ze terug in de parameterlijst |
||
|
Sjabloon toepassen: Klik op deze knop om de sjabloon toe te passen op het geselecteerde voertuig. |
||
3 |
Sjablonenvenster |
Dit veld bevat de verschillende sjablonen die u hebt aangemaakt. |
|
4 |
De parameters die zijn opgenomen in de sjabloon |
Als een sjabloon wordt geselecteerd in het veld (3), wordt de inhoud van de sjabloon getoond in deze lijst. |
|
5 |
Tooltip, informatie over de parameter |
Als de cursor over een parameter wordt bewogen in de lijst in veld (4), wordt informatie over de parameter getoond. |
|
6 |
Regeleenheidscherm (MID) |
Toont de verschillende regeleenheden (MID). Selecteer de regeleenheid waarvoor u een sjabloon wilt aanmaken of bewerken. Het is mogelijk om parameters te selecteren uit alle beschikbare regeleenheden. |
|
7 |
Parameterlijst |
Deze toont de parameters die beschikbaar zijn voor de geselecteerde regeleenheid in het voertuig. |
Er zijn twee basismodi voor het programmeren van parameters via sjablonen: Weergave en Bewerken. In Weergave kan de gebruiker de bestaande sjablonen zien en ook sjablonen importeren en exporteren.
In Bewerken kunt u sjablonen aanmaken, wissen en opslaan, parameters aan sjablonen toevoegen of eruit verwijderen en zelfs sjablonen toepassen op geselecteerde producten. Zie onderstaand hoofdstuk voor meer informatie.
Dit toont de bestaande sjablonen. In de afbeelding hieronder is de sjabloon Sjabloon 1 geselecteerd uit het hoofdmenu (8). Sjabloon 1 omvat drie parameters: DX, 9G en DN. Deze parameters zijn geselecteerd uit de parameterlijst (9) links.
Als u een sjabloon op een andere Tech Tool-computer wilt gebruiken, dan kan dat. U hoeft alleen maar de gewenste sjabloon te exporteren uit uw eigen computer en het sjabloonbestand te importeren in de andere computer.
NB! De bovenstaande afbeelding toont alleen de ‘importkant‘ van de export- en importprocedure.
Er wordt een nieuwe sjabloon aangemaakt als u op de werkbalk klikt op het symbool voor Nieuwe sjabloon. Er verschijnt een dialoogvenster, waar u de sjabloon een naam kunt geven.
Klik op de werkbalk op het symbool voor Sjabloon bewerken om de bewerken-modus op te roepen. U kunt de bewerken-modus tevens oproepen door in het sjabloonscherm te dubbelklikken op de naam van de nieuwe sjabloon. In de bewerken-modus is het mogelijk om wijzigingen aan te brengen aan de sjabloon, om parameters toe te voegen of te verwijderen, sjablonen te wissen, enz. Zie hieronder voor nadere informatie en illustraties.
De sjabloon Sjabloon 1 (8) is net aangemaakt in de onderstaande afbeelding. Daarna is de bewerken-modus opgeroepen en is ervoor gekozen om de parameters DX, 9G en DN uit de parameterlijst toe te voegen aan de sjabloon (9).
We willen nu parameter AU toevoegen aan deze sjabloon. Klik op de werkbalk op het symbool voor Toevoegen van parameter aan sjabloon. U kunt ook in de parameterlijst rechtsklikken op de betreffende parameter. Er verschijnt een knop met de tekst Parameter toevoegen aan sjabloon (9). Klik op de knop om de parameter toe te voegen aan de sjabloon. U kunt meerdere sjablonen tegelijkertijd selecteren door op het toetsenbord de Shift-toets ingedrukt te houden, of de Ctrl-toets als de parameters niet opeenvolgend zijn. Klik op de werkbalk op het symbool voor Sjabloon opslaan zodra u alle nodige parameters hebt geselecteerd en toegevoegd aan de sjabloon. De sjabloon wordt nu opgeslagen. Als u parameters uit een sjabloon wilt verwijderen, klikt u in plaats daarvan op de werkbalk op het symbool voor Parameter verwijderen uit sjabloon. U kunt ook rechtsklikken op de betreffende parameter in het venster Parameters in de sjabloon (4). Als u de sjabloon wilt sluiten, klik dan op het symbool voor Sjabloon sluiten en u keert terug naar het hoofdmenu.
Als u een sjabloon wilt wissen, klik dan in de werkbalk op het symbool voor Sjabloon wissen. Er verschijnt een dialoogvenster waar u de wisopdracht kunt bevestigen.
Om de parameterwaarden van de sjabloon toe te passen bij het programmeren van de parameters, moet u de sjabloon markeren en klikken op de knop Sjabloon toepassen.
Voorbeeld: De parameters DX, 9G en DN (4) in de parameterlijst (7) werden geselecteerd. U kunt nadere informatie (5) over parameter 9G zien. De sjabloon die hiervoor werd aangemaakt en gebruikt heet Sjabloon 1 (3). Klik in de werkbalk (2) op het symbool voor Sjabloon toepassen om de sjabloon te gebruiken. Er verschijnt een dialoogvenster waar u de toepassing van de waarden in de sjabloon kunt bevestigen.
NB! Onder geen beding mogen regeleenheden worden uitgewisseld tussen producten ten behoeve van het lokaliseren van storingen of reparaties zonder ze opnieuw te programmeren. Onjuiste instellingen in de regeleenheid kunnen leiden tot persoonlijk letsel of schade aan het product.
NB! Als het onderdeelnummer van de regeleenheid en het artikelnummer dat is opgeslagen in het centrale systeem van elkaar verschillen, controleert het systeem automatisch of een geschikte conversieset beschikbaar is. In dergelijke gevallen, en als de gebruiker ervoor gekozen heeft om de regeleenheid opnieuw te programmeren, wordt een dialoogvenster geopend waarin de gebruiker wordt gevraagd om de werkhandeling opnieuw te starten en daarbij de optie voor het vervangen van de regeleenheid te selecteren.
NB! Alleen van toepassing op voertuigelektronica ’98. Wanneer de motorregeleenheid, voertuigregeleenheid of instrumentenregeleenheid wordt vervangen, moeten eerst de verbindingen met de communicatie-uitgang worden gemaakt, zodat het kopiëren van de huidige en opgeslagen waarden kan worden uitgevoerd. Daarna kan een directe verbinding met de regeleenheid worden gemaakt. Speciale bedrading moet worden gebruikt voor het verbinden met deze drie regeleenheden.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
Campagneprogrammering is alleen mogelijk als het desbetreffende bericht werd verzonden.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
NB! In bepaalde campagnes, bij het vervangen van hardware of artikelnummers, wordt de conversie automatisch uitgevoerd zonder dat de gebruiker daar iets van merkt. In campagnes waarbij de gebruiker de conversie zelf moet uitvoeren, wordt de gebruiker hierover ingelicht.
NB! Op het ogenblik ondersteunt de Noord-Amerikaanse markt alleen Engels, Frans en Spaans.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
Deze werkhandeling wordt gebruikt voor het programmeren van de juiste kilometertelleraflezing in een vervangende regeleenheid voor het instrument.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
NB! De werkhandeling geldt niet voor producten met tachograaf.
Deze werkhandeling wordt gebruikt om de parameter voor de machine-uren te corrigeren in het geval deze niet overeenkomt met de werkelijke waarde. De werkhandeling leest de parameter voor de machine-uren uit die regeleenheden waarin deze is opgeslagen, en leest het aantal machine-uren uit de motorregeleenheid. De parameter voor de machine-uren kan niet worden gecorrigeerd en wordt uitsluitend gebruikt als referentiewaarde.
Correctie uitgevoerd:
Deze werkhandeling wordt gebruikt om de parameter voor de totale kilometerstand te corrigeren in het geval deze niet overeenkomt met de werkelijke waarde. De werkhandeling leest de parameter voor de totale voertuigafstand uit die regeleenheden waarin deze is opgeslagen, en leest de machineafstand uit de motorregeleenheid. De kilometerstand van de machine kan niet worden gecorrigeerd en wordt uitsluitend gebruikt als referentiewaarde.
Correctie uitgevoerd:
Deze werkhandeling moet worden gebruikt als u een accessoire hebt gekocht dat een software-update vereist.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
Nadat de werkhandeling is voltooid, is de nieuwe software/hardware voorbereid voor de huidige chassis-ID/serienummer. De werkhandelingen MID XXX, regeleenheid programmeren of MID XXX regeleenheid, campagne kunnen worden gebruikt om software te downloaden.
Deze werkhandeling moet worden uitgevoerd bij het vervangen van een regeleenheid in Tijdelijke opslag. Als een regeleenheid wordt vervangen en de nieuwe regeleenheid een ander artikelnummer heeft dan de oude regeleenheid, moet de informatie in de centrale systemen worden bijgewerkt. In de normale modus gebeurt dit automatisch.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
Nadat de werkhandeling is voltooid, is de nieuwe software/hardware voorbereid voor de huidige chassis-ID/serienummer. De werkhandelingen MID XXX, regeleenheid programmeren of MID XXX regeleenheid, campagne kunnen worden gebruikt om software te downloaden.
NB! Vervangen van het emissieniveau geldt niet voor de Noord-Amerikaanse modellen.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
Een lijst met de beschikbare emissieniveauvervangingen wordt weergegeven. Als geen emissieniveauvervangingen beschikbaar zijn, wordt een dialoogvak weergegeven dat u hierover informeert.
Nadat het programmeren is voltooid, wordt een label afgedrukt.
Klik op OK (1).
NB! Het is belangrijk extra voorzichtig te zijn bij het programmeren van oudere regeleenheden, want het oude systeem is wat minder stabiel dan het nieuwe.
NB! Bij oudere regelsystemen (D12A, EDS en DIS) wordt er geen chassis-ID opgeslagen in de regeleenheden.
NB! Tech Tool moet opnieuw worden gestart als de oudere EDC-regelsystemen werden gebruikt.
Als de chassis-ID van het product vereist is, wordt het volgende dialoogvak weergegeven.
NB! Controleer of de juiste chassis-ID van het product werd ingevoerd.
De parameterlijst met beschikbare parameters wordt weergegeven. De verbindingsinformatie voor de werkhandeling wordt weergegeven in het afbeeldingveld.
Er wordt een bevestiging van de gewijzigde parameterinstellingen getoond.
NB! Het is belangrijk het correcte chassis-ID in te voeren om het correcte chassis-ID op de afdruk te krijgen.
Er wordt een parameterlijst getoond in het rechter veld als de werkhandeling wordt gestart.
Het veld is verdeeld in een aantal kolommen.
Kolomtitel | Beschrijving |
---|---|
ID |
De ID van de parameter. De ID is dezelfde, ongeacht de taal. |
Naam |
Een beschrijving van de parameter. |
Min. |
Dit vermeldt de minimumwaarde van de parameter. |
Waarde |
De huidige parameterwaarde. |
Max. |
Dit vermeldt de maximumwaarde van de parameter. |
Eenheid |
Het type eenheid dat wordt gebruikt voor de parameter. |
De parameters in de parameterlijst zijn numeriek of multiple choice.
Het invoeren van een nieuwe waarde overschrijft de oude.
De gebruiker kan maar één van een aantal vooraf gedefinieerde waarden selecteren (Ja of Nee, bijvoorbeeld).
Een multiple choice parameter ziet er zo uit als hij wordt geselecteerd.
NB! Parameters kunnen worden gesorteerd door te klikken op de kolomtitels.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de parameter gaat u als volgt te werk:
Het programmeren van parameters wordt uitgevoerd in twee etappes:
Als een parameterwaarde werd gewijzigd, wordt de programmeerdialoog gestart door te klikken op Doorgaan. Het dialoogvenster Parameter verschijnt. Het volgende wordt getoond in het dialoogvak.
De volgende acties kunnen plaatsvinden in het dialoogvak.
NB! Onder geen beding mogen regeleenheden worden uitgewisseld tussen producten ten behoeve van het lokaliseren van storingen of reparaties zonder ze opnieuw te programmeren. Onjuiste instellingen in de regeleenheid kunnen leiden tot persoonlijk letsel of schade aan het voertuig.
Het scherm toont de beschikbare datasets.
Campagneprogrammering is alleen mogelijk als het desbetreffende bericht werd verzonden.
NB! Deze werkhandeling vereist verbinding met de centrale systemen.
NB! In bepaalde campagnes, bij het vervangen van hardware of artikelnummers, wordt de conversie automatisch uitgevoerd zonder dat de gebruiker daar iets van merkt. In campagnes waarbij de gebruiker de conversie zelf moet uitvoeren, wordt de gebruiker hierover ingelicht.
Een lijst met beschikbare campagnes wordt weergegeven. Als geen campagnes beschikbaar zijn, verschijnt een dialoogvenster waarin u dit wordt meegedeeld.
Nadat het programmeren is voltooid, wordt een label afgedrukt.
Klik op OK (1).
NB! Vervangen van het emissieniveau geldt niet voor de Noord-Amerikaanse modellen
Een lijst met de beschikbare emissieniveauvervangingen wordt weergegeven. Als geen emissieniveauvervangingen beschikbaar zijn, wordt een dialoogvak weergegeven dat u hierover informeert.
Nadat het programmeren is voltooid, wordt een label afgedrukt.
Klik op OK (1).